Description
Dit artikel reconstrueert het boekenbezit van Victor Horta in de laatste decennia van zijn leven op basis van twee historische inventarislijsten uit 1931 en 1944, het verslag van de nalatenschap en de aankooplijst van werken uit Horta’s bibliotheek door Jean Delhaye. Het beoogt hiermee een nuttig basiswerkinstrument te creëren dat nieuwe paden opent voor het onderzoek naar de ontwikkeling van het oeuvre en het denken van deze Brusselse architect.
De gehanteerde rubricering van het gereconstrueerde boekenbezit bouwt verder op de gedocumenteerde plaatsing in de kasten van Horta’s bibliotheek uit 1931 en 1944, en op de in 1931 gehanteerde onderwerpsindeling van een deel van de collectie. Ze ambieert de eigenheid van de collectie zo goed mogelijk te vatten. De handschriften (rubriek I) werden hierbij afgezonderd. De numerieke sterkte, de duidelijk ruimer dan gemiddelde aanwezigheid van anderstalige werken, hun retorische rol in de inventarislijsten en de opmerkelijk bredere chronologische en geografische spreiding van de uitgaven over Japanse kunst (II), de Egyptische Oudheid (III) en de Oud-Griekse architectuur (IV) verantwoorden hun opname als zelfstandige rubrieken. De gedegen conventionele inhoudelijke ordening uit 1931 inspireerde verder de opdeling van de professionele werken in de rubrieken architectuur (V), constructie (VI), kunst (VII) en wetenschappen (VIII). Een bijkomende rubriek literatuur (IX) ontlast de sectie Altera (X).
De ondernomen identificatie van boektitels en de thematische groepering van de werken legt tevens de basis voor een eerste analyse. Het merendeel van de circa 500 titels is Franstalig en werd uitgegeven te Parijs en Brussel. De publicatiedata reflecteren Horta’s levensloop met een duidelijk zwaartepunt tussen 1883 en 1923 en hierbinnen tussen 1897 en 1914; de periode van de Eerste Wereldoorlog wordt hierbij opgevangen door titels verworven tijdens Horta’s verblijf in Amerika (met het oog op de wederopbouw van België). Duitse publicaties lijken te zijn verworven tijdens reizen en concentreren zich in twee periodes, respectievelijk rond 1910–1912 en 1920–1921. De collectie vertoont het karakter van een actieve werkbibliotheek, die slechts in beperkte focusgebieden (inzonderheid de specifieke interessevelden II–IV) een encyclopedisch verlangen tentoonspreidt.