Description
De eisen die William Morris stelde aan het moderne boek – onder andere vastgelegd in zijn toespraak over ‘The ideal book’ – werden niet alleen in Engeland nagevolgd, maar ook op het continent, zij het in elk land op een andere manier. In Duitsland gold Morris als leider van een nieuwe typografische verbeelding, in Nederland inspireerde hij vooral kunstenaars en auteurs, in Frankrijk werd het werk van zijn Kelmscott Press bijna geheel genegeerd of afgekeurd. België liet een heel eigen en gemengde reactie zien, waarbij Morris enerzijds bewonderd en anderzijds ontweken werd.
De eerste private presses op het continent waren die in België. In 1895 werd de drukpers van Henry van de Velde (1863–1957) geïnstalleerd, La Joyeuse. Tussen 1898 en 1903 trad Jules de Praetere (1879–1947) in de voetsporen van William Morris. Een derde Vlaamse private press volgde in 1902: L’Alouette van Max Elskamp (1862–1931).
De stijl van hun uitgaven wijkt af van de neogotische voorbeelden van Morris en leunt dicht aan bij de art nouveau. Morris’ voorschriften over marges werden niet altijd strikt nagevolgd, er werd gekozen voor art nouveau-kleuren, de Franse sfeer van het luxeboek bleef behouden (met genummerde exemplaren en colofons die luxe-exemplaren van gewone onderscheidden) en de nadruk die Morris legde op de letter werd genegeerd. Wel streefden de drie private presses in Vlaanderen naar een eenheid in het ontwerp, een eenheid van het boek als kunstwerk, door de keuze voor handwerk, de keuze voor houtsneden (of tekeningen die daarop leken) en door het gebruik van goed papier. Maar juist hierin tonen alle persen ook de afwijking van de normen van Morris: ze kozen soms voor handgemaakt Japans papier, maar de meeste papiersoorten waren machinaal gemaakt en geen van deze papieren was speciaal voor de drukkerij vervaardigd of kreeg een voor de drukker gepersonaliseerd watermerk. Ook werd er door De Praetere gedrukt met behulp van lijnclichés en stereotypeplaten.
Hoewel er weinig lijn kan worden ontdekt in de Vlaamse private presses rond 1900, hebben ze een bepaalde verdienste: ze brachten de art nouveau in het private press-boek, wat in Europa een uniek verschijnsel zou blijven. Bovendien propageerden ze consequent de moderne literatuur, waardoor het besef bij een jongere generatie groeide dat hedendaagse teksten net zo zorgvuldig konden worden vormgegeven als klassieke teksten. Deze private presses werden soms vergeleken met die van Morris en daardoor verkregen ze een keurmerk. Het kon de kunstenaars helpen om een zekere vrijheid te veroveren ten opzichte van commerciële uitgevers en gold als argument om hun werk anders te laten vormgeven, om modernere boeken te maken en hun uitgevers te forceren met hen mee te denken en mee te evolueren.