Alexander Soetaert, De heropleving van de hagiografie in de Nederlanden en Luik, ca. 1520–1600

Add Your Heading Text Here

7,00

De heropleving van de hagiografie in de Nederlanden en Luik, ca. 1520–1600

Alexander Soetaert in De Gulden Passer, vol. 100 (2022), nr. 1, pp. 7–37

Description

Hagiografie in de vroegmoderne Nederlanden staat doorgaans synoniem met de Acta Sanctorum, het kolossale hagiografische naslagwerk van de Bollandisten. De inspiratiebronnen en voorlopers van hun onderneming zijn tot nog toe nauwelijks onderzocht. Aan de hand van een analyse van ongeveer honderd hagiografische edities, uitgegeven in de Nederlanden en het prinsbisdom Luik tussen 1520 en 1600, brengt dit artikel die voorgeschiedenis in beeld. Specifiek wordt onderzocht welke impact de voortdurende aanvallen op de heiligencultus, gesymboliseerd door de Beeldenstorm van 1566, hebben gehad op de ontwikkeling van de hagiografie.

In een eerste periode, van 1520 tot 1560, werden nauwelijks heiligenlevens op de pers gelegd. Midden de jaren 1560 was er een eerste heropleving in Leuvense academische kringen, met theoloog Johannes Molanus in een pioniersrol. Pas midden de jaren 1580 tekende zich een sterkere en duurzamere heropleving af, eerst in Antwerpen, later ook in de Franstalige steden Dowaai en Atrecht. Het ging meteen ook om een grondige vernieuwing van de hagiografie. Middeleeuwse legendaria, zoals de Legenda aurea, werden vervangen door volledig nieuwe compendia, samengesteld door lokale geestelijken. Voor zover bekend werden de meeste heiligenlevens waaraan vanaf 1585 een afzonderlijke editie gewijd werd, voor het eerst gedrukt in de Nederlanden en Luik. Omstreeks 1600 nam hagiografie wellicht een sterkere positie in dan ooit te voren binnen de boekproductie in deze regio’s.

Op het einde van de zestiende eeuw zagen kerkelijke schrijvers hagiografie bovendien niet langer als de zwakke plek van het katholieke geloof, maar wel als een krachtig middel om het oude geloof te verdedigen en te versterken. Bij verschillende nieuwe hagiografen leefde de overtuiging dat heiligenlevens een uitstekend alternatief boden voor Bijbellectuur, die niet alleen van protestantse zijde werd nagestreefd, maar in de Nederlanden van oudsher ook sterk ingeburgerd was. Met de uitgave van nieuwe hagiografische edities legden ze op die manier ook een fundament voor een nieuwe katholieke leescultuur.