Description
Christoffel Plantijn gaf driemaal het Nieuwe Testament in het Nederlands uit, telkens in het formaat octavo. Van de derde en laatste editie uit 1577 herontdekte de auteur bij toeval fragmenten van de kopij. In dit geval bestaat de kopij uit de gedrukte tekst van een oudere editie, een uitgave die niet uit het atelier van Plantijn komt. De vier losse en beduimelde folio’s zijn afkomstig uit de editie in octavo van 1576 van de Antwerpse boekverkoper Hendrik Wouters. Na een vergelijking van het typografisch materiaal kan de auteur Mattheus van Roye als de drukker van deze editie identificeren. Vervolgens bestudeert de auteur de privileges die de drukkers in hun edities citeren. In maart 1565 verleenden de Geheime Raad en de Raad van Brabant aan Christoffel Plantijn een privilege voor de Bijbel in het Nederlands. De auteur vergelijkt de inhoud van de privileges met de gedrukte samenvattingen in zowel de Plantijnse edities als in de edities van andere drukkers. Hij stelt vast dat Christoffel Plantijn en zijn concurrenten de strategie van de ‘privilegemaximalisatie’ toepasten. In deze strategie nemen drukkers alleen de beste elementen uit het privilege mee naar een volgende editie. De bescherming tegen nadruk was duidelijk niet de hoofdreden om een samenvatting van de privileges op te nemen. Bij ontstentenis van een kerkelijke approbatie functioneerde de samenvatting van de koninklijke privileges als een waarmerk voor de orthodoxie van de Nederlandse vertaling. De vier overgeleverde folio’s dragen de sporen van de drukvoorbereiding. De auteur toont hoe het Nieuwe Testament van Wouters in de kopij van de Plantijnse editie veranderde. De tekstbezorger markeerde in de marge waar een nieuwe pagina begon of waar een illustratie moest komen. Drukker Hans Clas drukte de eerste katern van het Nieuwe Testament in de week van 14 september 1576. In november onderbrak de Spaanse Furie bruusk de drukgang. Pas op 2 maart 1577 was het Nieuwe Testament volledig gedrukt.